introduction by nils van beek, art historian
exhibition runs until 11 july 2004
'human interest'
performance / boekpresentatie / tentoonstelling
De tentoonstelling 'human interest' toont werk van drie
kunstenaars, die hun stempel op de identiteit van het
kunstenaarsinitiatief outLINE hebben gezet: Dirk Jan Jager (*Heiloo, 1965), Mariëtte Renssen (*Zwolle, 1965), beiden als artistiek leider, bestuurslid, gastcurator en exposant, en Monali Meher
(*Poona, 1969), als exposant en gastcurator. Aan hen is gevraagd in reactie op
deze identiteit een scenario te ontwikkelen, waarin de omzetting van
idealen en visie naar kunstprojecten en kunstwerken centraal staat.
Aanleiding van de tentoonstelling is de presentatie van de door Coppens & Alberts ontworpen publicatie Do It Yourself - Outline projecten 2001/2002
waarin de tweeëntwintig, in deze periode gerealiseerde projecten worden
belicht. Deze projecten worden niet opgevat als 'affe' producten uit
het verleden, maar als onderdeel van een proces, als stappen in de
ontwikkeling van scenario's. Een werkwijze die nog steeds bepalend en
kenmerkend is voor outLINE.
Voor 'human interest' wordt de projectruimte van outLINE omgebouwd tot operatiekamer / laboratorium. Een
verwijzing naar de oorspronkelijke functie van de ruimte: afdeling
chirurgie van het Burgerziekenhuis. En om er de nadruk op te leggen
dat outLINE zich heeft weten te manifesteren als plek voor onderzoek, als katalysator van energie en chemie tussen mensen, waar een
(gedurfde) inzet tot spraakmakende projecten kan leiden. Een initiatief
dat - om te overleven en met het oog op de steeds verder reikende
bezuinigingen - onder de aandacht gebracht moet worden van een
bre(e)d(er) publiek!
Tijdens de feestelijke opening vindt een performance plaats op
initiatief van Monali Meher, waarbij zeven kunstenaars die affiniteit
hebben met koken, het aanwezige publiek zullen feteren. Kunsthistoricus
Nils van Beek (1974) zal tijdens de opening ingaan op het werk van de
betrokken kunstenaars en hun scenario plaatsen in het kader van heden,
verleden en toekomst van kunstenaarsinitiatief OutLINE. De publicatie
zal worden gepresenteerd en bovendien wordt het feest! met muziek,
drankjes, optredens en verrassingen.
Human
interest.
Een
openingswoord door Nils van Beek, 4 juli 2004.
De titel van deze tentoonstelling zette mij aanvankelijk op het verkeerde been. Want wordt onder ‘human interest’ niet meestal infotainment verstaan? Nieuws dat vooral dient ter verstrooiing, van de ironische man-bijt-hond-verhalen op de achterpagina van de krant tot een televisieportret ter nagedachtenis van hem of haar die geacht wordt aanstonds uit de aardse spotlights te verdwijnen. Had Nederland het tot de finale van het EK geschopt vandaag, dan had u misschien in de weekendbijlage een openhartig interview kunnen lezen met onze Heiland, die op 25 april 1947, omstreeks het middaguur als Hendrik Johannes Cruijff ter wereld kwam op de eerste verdieping van het gebouw hiertegenover, het voormalige Burgerziekenhuis.
De volledige werktitel die de scenaristen hun tentoonstelling hadden toebedacht, luidde echter: Human Interest: mind, body & soul. Niet de menselijke kant van het nieuws staat hier centraal, maar de vraag of en hoe de mens een authentieke en autonome identiteit kan behouden in een globaliserende wereld waarin weinig nog werkelijk plaatsgebonden is en waarin almaar accelererende stromen van geld en informatie zich niet naar een bepaald punt bewegen, maar doel op zich geworden zijn. Diezelfde tempoversnelling schuift de taal als zijnde te langzaam terzijde, en vervangt haar door beeldsequenties die men steeds minder als waarheidsgetrouw kan herkennen. Dimensies en proporties raken zoek, waardoor de kwestie niet langer is, hoe men zich tot de wereld moet verhouden, maar waaraan men zich moet spiegelen überhaupt. Ieder mens leeft in meerdere werelden en snelheden tegelijkertijd.
Gesteld dat vervallen in lethargisch en apathisch nihilisme een te onaantrekkelijke optie is, dan blijven er grofweg twee mogelijkheden over. Ofwel men accepteert, ironisch, de hegemonie van het oppervlakkige spektakel. Sterker nog, kunstenaars beijveren zich om dit spektakel met zijn eigen middelen te verslaan. Bijvoorbeeld Jeff Koons, Damien Hirst en ander YBA’s hebben in navolging van Andy Warhol hun meesterschap in deze discipline wel bewezen. De andere mogelijkheid is om de banaliteit te pareren met aandacht, om vertragingstactieken te ontwikkelen teneinde de ander dicht op de huid te kunnen kruipen. Dat nu is wat de kunstenaars in deze tentoonstelling gemeen hebben. Zij maken zichtbaar wat vaak overschreeuwd wordt, maar wat voor het menszijn van belang is: human interest.
Het sterke bewustzijn dat de identiteit wordt gecomponeerd door een simultaan verblijf in verschillende werelden en het onderzoek wat die werelden met elkaar hebben uit te staan, mag met recht een fundament van het kunstenaarsschap van Dirk Jan Jager worden genoemd. Als cirkels die elkaar overlappen worden zijn rollen als schilder, gebonden aan het atelier (solitair), als vader, gebonden aan zijn familie - die de aanleiding vormde voor veel schilderijen - (solidair), en als artistiek leider van outLINE gecombineerd. outLINE functioneert op haar beurt weer gelijktijdig op lokaal en zelfs internationaal niveau, het is een glocale instelling.
Het zal dan ook niet verbazen dat Dirk Jan juist in zijn geboorteplaats Heiloo gefascineerd raakte door de Willibrordusstichting, een psychiatrische kliniek die van oudsher werd bestierd door de broeders van de OLV van Lourdes. Het is een plaats die tegelijkertijd zowel in als buiten het maatschappelijk leven staat, als gesticht en als klooster zelfs op een dubbele manier. Michel Foucault noemde dergelijke plaatsen heterotopieën:
Er zijn ook, en waarschijnlijk in iedere cultuur en in elke beschaving, werkelijke, tastbare plaatsen, plaatsen die zijn ontworpen als onderdeel van de instellingen van de samenleving zelf, die een soort contraplaatsen zijn. Het zijn een soort feitelijk gerealiseerde utopieën waarin de werkelijke plaatsen, al de andere werkelijke plaatsen die men in de cultuur aantreft tegelijkertijd gerepresenteerd, bestreden en omgedraaid worden, een soort plaatsen die buiten alle plaatsen staan, terwijl zij toch lokaliseerbaar zijn in de werkelijkheid. Omdat deze plaatsen absoluut anders zijn dan de plaatsen die zij weerspiegelen en waarvan zij spreken noem ik ze, om hun tegenstelling tot utopieën uit te drukken, heterotopieën. (Des èspaces autres, une conférence inédite, 1967)
Als voorbeelden van heterotopieën noemt Foucault onder meer gevangenissen, ziekenhuizen en kloosters, maar ook parken, kermisterreinen en schepen op zee. En niet te vergeten, het museum in zijn klassieke vorm. In een heterotopie gelden andere regels, en de mens is er afgesneden van de traditionele tijd.
Tijdens de (outLINE-) manifestatie ‘de inrichting’ op het terrein van de Willibrordusstichting, waarvan Dirk Jan de curator was, bracht hij een transparant velum aan onder het plafond van een separatiecel (heterotopie binnen de heterotopie), waarop grafietstiften en op hersenen lijkende bloemkoolstronken de enig resterende vrijheid verbeelden: die van de geest, zelfs al is die door een psychische aandoening gegijzeld.
In zijn werk voor 'human interest' lijkt Jager deze constatering nog aan te scherpen. De achtergrond van zijn installatie is een tekening in houtskool van een ziekenzaal, die de expositieruimte opnieuw verbindt met zijn oorspronkelijke functie: die van chirurgie-afdeling van het Burgerziekenhuis. Voor deze achtergrond zijn zes portretten opgehangen die Dirk Jan van vrienden maakte. Ze zijn geschilderd op transparanten. De schilder kan zijn beslissingen en correcties niet verdoezelen. Bovendien ontmaskert het de ‘tronies’, zoals Rembrandt ze wellicht genoemd zou hebben, als maskers. Net zo min als het beeld van een ziekenzaal het lijden dat erin plaatsvond kan conserveren of zichtbaar maken, kan een portret een volledig zicht op de geest bieden.
Daar komt nog bij dat een transparante drager de concrete ruimte van de tentoonstellingsruimte activeert, zoals Fontana al met zijn gekerfde doeken bewerkstelligde. Of de alchemist Sigmar Polke, die door zijn gebruik van transparante dragers de spielatten een rol liet spelen in de compositie van zijn schilderijen, als verwijzing ook naar een Duits vakwerkhuis. Veel van zijn werken laten zich daardoor niet meer representatief reproduceren, ze bestaan alleen in de ruimte waarin ze zich bevinden, in het hier en nu.
Op ingenieuze wijze brengt Dirk Jan Jager de vrijheid van de geest in deze expositieruimte in het spel, daar zij zich wel moet bevinden voor en achter de façade van het portret, en na de getoonde ziekenzaal.
Human Interest; body, mind and soul. De kunstenaars in deze tentoonstelling tonen hoe zeer deze begrippen met elkaar verknoopt zijn. Ze leggen echter ander accenten.
Een mens kan soms uit zijn evenwicht zijn, ontdaan zijn door het vlees. Het vlees dat verleidt en plezier verschaft, maar dat soms ook miskend of gehavend is. Mariëtte Renssen, ook zij was artistiek leider van outLINE, toont hier lichamen, van hun vlees ontdaan zoals een beeldhouwwerk van overtollige steen. De confrontatie met een skelet geldt voor de beschouwer meestal als een ‘memento mori’, al of niet voorzien van een stichtelijke moraal. Wie door zachtjes drukken de randen van zijn oogkassen of slapen voelt, beseft misschien dat hij zijn eigen dood al met zich meedraagt, een beeld dat men overigens zelf nooit onder ogen zal komen.
Renssens werk is echter complexer, subtieler en vooral ambigue. Zijn de lichamen en bloemen verleidelijk en/of gevaarlijk? Mag er een lach klinken, sarcastisch of niet? Ook op het niveau van de vorm weet zij die ambiguïteit te bewerkstelligen, en wel door een oud schilderkunstig principe. Door de overlapping van de skeletten is het niet altijd direct vast te stellen wat voorgrond of achtergrond is. Het oog wordt zachtjes gemaand over het materiaal te dwalen, het oppervlak te masseren, dat verleidt als was het een gebloemd stuk kant van decadente afmetingen. Bovendien is het fluweel dat zij gebruikte van het allerzwartste zwart, zo diep dat het geen licht meer terugkaatst; een zwart waar men ín kan kijken. Het spel van voor- en achtergrond wordt zo nog verder doorgevoerd en laat de beschouwer plaatselijk in het ongewisse, zoals ook de dood het eigen bevattingsvermogen te buiten gaat. Misschien is er weinig meer van belang dan dat moment, waartoe de beschouwer wordt genood, waarin de aandacht even blijft zweven.
Monali Meher, als adviseur aan outLINE verbonden, stelde eerder het project ‘It’s done, but is it dead?’ samen, een aantal avonden met perfomances, gevolgd door een slotdebat.
Vrij plotseling stond de performance-kunst weer midden in de belangstelling van jonge kunstenaars, nadat ze sinds haar gloriedagen in de jaren zestig (met name in de Fluxus-beweging) en zeventig vrijwel uit het zicht was verdwenen, een ontwikkeling die, zo schreef Mark Kremer in Metropolis M, vooraf werd gegaan door de hernieuwde belangstelling voor en uitvoering van klassiek geworden performances van onder anderen Ulay en Abramovic en Vito Acconci. Kremer stelt dat de hedendaagse performances in vorm vaak op de oude voorbeelden lijken, maar dat ze minder politiek (vaak de politiek van het – vrouwelijke – lichaam) geladen zijn, meer lucide en vooral in mindere mate een ‘rite de passage’ omdat er veel minder dan bij bijvoorbeeld de Wiener Actionisten een tevoren vastgelegd tijdsverloop werd gevolgd. Waar bovendien de vroegere performers vaak in de eenzaamheid van het atelier handelingen verrichtten die terloops op video (een nieuw medium) werden vastgelegd, daar calculeren hun navolgers de vastlegging als integraal onderdeel van de performance in. Kremer ziet dan ook de eindeloos geloopte, zinloze handelingen in het werk van Aernout Mik als een van de interessantste voortzettingen van de opgeleefde performancekunst. (Metropolis M, 1997, nr. 6).
Ook Monali Meher constateerde destijds dat het verschil tussen de performances toen en nu niet zozeer een kwestie van vorm was, als wel van intentie. Jonge kunstenaars gebruiken het medium vooral om hun eigen grenzen te verleggen.
Het is verleidelijk om aan het werk van Meher een cultureel-politieke betekenis toe te kennen. Meher laat zich echter grotendeels leiden door de omstandigheden waarin ze zich bevindt, ze weet alles in haar performances te betrekken en betekenis te geven. Dynamiek en verandering zijn belangrijk, bij stilstand dreigt impotentie in de overdracht van ervaringen. In de performance waarvan u getuige bent, wordt het door kookgerei geproduceerde geluid bijvoorbeeld, gemorphed en wel, direct als in een loop weer onderdeel van het geheel. Ook Meher lijkt de beschouwer te bewegen tot het bewuster ervaren van een moment, van hier en nu. Een synesthetische ervaring misschien wel, omdat haar performance een beroep doet op alle zintuigen.
Monali kwam lang geleden bij performances uit, doordat zij altijd dingen om zich heen verzamelde die haar bewust maakten van wat zij “Ik en mijn omgeving” noemt. Dat zij daarbij nog steeds feilloos het juiste weet te kiezen, blijkt wel uit het feit dat ze het doorgeslagen oranjeritueel rondom Nederland-Portugal besloot mee te gaan maken in café Hof van Holland aan het Rembrandtsplein.
Weer aangeland bij het voetbal is mijn betoog prachtig rond. Prins Claus betitelde ooit het doorknippen van linten als de ‘core business’ van het Koninklijk Huis, en ik zou dan ook kunnen afronden met de kerntaak voor een kunsthistoricus, het openen van de tentoonstelling. Dat zal ik ook doen, maar dit event is nog om een andere reden georganiseerd.
outLINE wil graag bij deze gelegenheid de publicatie DIY, Do It Yourself presenteren, die werd samengesteld en gecoördineerd door Dirk Jan Jager en Suzanne Styhler, die met Jeroen Vader ook de eindredactie deed. Naast Dirk Jan schreef ook kunsthistoricus Aernout Hagen een tekst, waarin de geschiedenis van Stichting outLINE voor het voetlicht wordt gebracht. De publicatie behelst de projecten die Outline in 2001 en 2002 wist te realiseren.
Er staat onder meer te lezen:
De projecten van Outline worden gevat onder de paraplu van het ‘scenario’. Aan alle protégés wordt gevraagd een scenario te ontwikkelen. Kunstenaars worden uitgenodigd om hun persoonlijke stellingname te onderzoeken; de context waarbinnen hun werk getoond wordt, te bepalen; grenzen te verkennen en waar mogelijk te verleggen.
Uit de projecten spreekt een gemeenschappelijke mentaliteit, die vooral op kunstenaars is gericht. De term ‘protégés’ is wat dat betreft veelzeggend. Dat is van levensbelang: Mariette vertelde me van een vriendin die tot de ontdekking kwam dat het beroep kunstenaar volgens het Arbeidsbureau niet meer bestaat. Cultureel ondernemer, dat ben je dan. Bij outLINE krijgen kunstenaars, jong en oud, ook de ruimte om glorieus te falen. Alleen op die manier is het mogelijk dat kunstenaars zichzelf opnieuw uitvinden, een kwaliteit waaraan men de allergrootste herkent: Picasso, Duchamp, Nauman, Acconci etc.
Een vondstenaar is trouwens nog geen kunstenaar, dan negeert men het harde werken en de moeizaamheid van een bestaan buiten de gebaande paden. Tijdens een discussie-avond over kunst en anarchisme werd het zo geformuleerd: Ware kunst is altijd anarchistisch: het resultaat van de kortsluiting tussen de waarneming van de werkelijkheid en de wil de werkelijkheid te transformeren. Dirk Jan Jager en Mariette Renssen zijn zich weer meer op hun eigen atelierpraktijk gaan richten om het tussen beide polen te laten vonken. Ik wens hen veel prachtige ontdekkingen toe.