rhani mohabiersing [1956, paramaribo] bedient zich van symbolen
waarmee hij een universele taal wil ontwikkelen. hij analyseert
netwerken en dna-strukturen die zijn doel, wereldwijde communicatie,
kunnen ondersteunen.
jim harris [1968, londen] werkt in series. als hij eenmaal zijn interesse voor een
onderwerp heeft opgevat, houdt hij zo'n thema gedurende langere tijd
vast. dat levert prachtige observaties in olieverf op over één en
hetzelfde onderwerp.
read more
opening: saturday 5 february 2000 from 17:00 to 19:00 hrs
exhibition runs until 26 february 2000
Rhani Mohabiersing [1956, Paramaribo SR] bedient zich van symbolen waarmee hij een universele taal wil ontwikkelen. Hij analyseert netwerken en dna-strukturen die zijn doel, wereldwijde communicatie, kunnen ondersteunen. De aardkloot is volgens Rhani opgebouwd uit losse onderdelen en onafhankelijke culturen. Zendmasten, schotelontvangers en internet vormen verbindingen. Ze zorgen voor de uitwisseling van kennis en informatie. Als aanleiding om zijn thema communicatie uit te werken, gebruikt Rhani herkenbare motieven. Het valt op dat voetbal hierbij een grote rol speelt.
Zijn materiaalgebruik is zowel analyserend als samenvattend. Rhani wil alle zintuigen prikkelen en tegelijkertijd probeert hij ze onderling te verbinden. Ook de weinig voor de hand liggende zintuigen bij het ervaren van teken- en schilderkunst, horen en proeven, betrekt Rhani bij zijn werk. Hij schildert bijvoorbeeld niet alleen met de kwast, maar gebruikt ook een slagroomspuit. Daarnaast doet hij indirect een beroep op het gehoor met de afbeelding van de Krietje-bie, een Surinaamse vogel met een opvallende kreet: 'Krietje Bie, Krietje Bie!' In Rhani's werk verdichten zich scherpe observaties, jeugdherinneringen en fictie tot een nieuwe werkelijkheid; de werkelijkheid van een autonoom kunstwerk, waarin poëzie en tragi-komische situaties vorm krijgen. Zo kan het surrealistische beeld van het vliegtuig opgebouwd uit bakstenen, niet los worden gezien de ramp met het SLM-toestel in 1989, waarbij een aantal Surinaamse voetballers omkwam. Exemplarisch is Rhani's visie op het huidige voetbal; in zijn schilderijen is het voetbalveld overwoekerd door de jungle, maar het deert de voetballers niet, want zij zijn de fonkelende sterren aan het firmament.
De Engelse schilder Jim Harris [1968, Londen GB] werkt in een atelier in een voormalige jeugdgevangenis in het Lloyd Hotel te Amsterdam. Hier portretteert hij zijn vrienden die voor hem poseren op een oude fauteuil. Niet alleen mensen, ook gebouwen kunnen model staan voor zijn schilderijen, zoals het gebouw waarin zijn atelier is gevestigd, dat donker en sinister afsteekt tegen een staalblauwe hemel. Hij trekt erop uit. Met doek, verf en penselen zwerft hij door de havens-oost van Amsterdam, de directe omgeving van zijn atelier dat in ontwikkeling is, waar de bedrijvigheid van de haven plaats maakt voor de rust van luxe woningen. Hij schildert er niet alleen de pakhuizen die verdwijnen, maar ook de nieuwbouw die ervoor in de plaats komt. Steeds vanuit een andere hoek gezien of met het accent op nieuwe details.
Harris kreeg zijn opleiding aan de Bristol Polytechnic in Engeland en aan het École des Beaux Arts in Montpellier. In 1990 kwam hij naar Nederland waar hij al vrij snel in het gevestigde kunstcircuit werd opgenomen. Harris werkt in series; als hij eenmaal zijn interesse voor een onderwerp heeft opgevat, houdt hij zo\'n thema gedurende langere tijd vast. Dat levert prachtige observaties in olieverf op over één en hetzelfde onderwerp. Bovendien werkt hij vaak in de buitenlucht waardoor hij direct vanuit observatie kan schilderen. Harris blijkt in deze nieuwe serie vooral geboeid door het licht dat op uitbundige wijze in moderne architectuur en grootstedelijke constructies reflecteert. Hij laat daarbij zijn eigen visie spreken en komt met verassende uitsneden van de werkelijkheid. Op intuïtieve wijze tilt hij het onderwerp boven de werkelijkheid uit, en blijkt een technisch begaafd schilder die in staat is poëtische doeken te maken die eruit zien alsof ze met het grootste gemak tot stand zijn gekomen. Aan zijn doeken ligt steeds een aantal intuïtief genomen beslissingen ten grondslag: welk deel van een gebouw laat ik zien, welke uitsnede ga ik op het doek zetten? Bij zijn keuze laat hij zich leiden door bepaalde karakteristieke delen van zo'n gebouw of de omgeving. Tijdens het schilderen gaat het hem vooral om het schilderkunstig proces: schaduwpartijen versus natuurlijk licht of kunstlicht, dik opgebrachte olieverf versus nat in nat geschilderde delen, met druiper en al. Eigenlijk is het specifieke onderwerp niet zo zeer van belang; het kan volgens Harris alles zijn dat tot onze fysieke wereld behoort. Veel belangrijker is zijn streven om zo'n onderwerp in een tijdloos en poëtisch schilderij om te zetten.